Schildklier

H<1>Hypothyreoïdie bij de hond

vvi

Een tekort aan schildklierhormoon, hypothyreoïdie genaamd, is een aandoening die bij uw hond tot verschillende problemen kan leiden. Deze adviesbrief biedt u de nodige diergeneeskundige informatie over dit onderwerp.

Hersenen – schildklier – schildklierhormoon … hoe werkt het?

De schildklier van de hond bevindt zich in de hals, met aan beide zijden van de luchtpijp een lob. Deze klier gebruikt jodium om schildklierhormoon (T4) te produceren. Voor deze productie is echter wel stimulatie nodig, de schildklier maakt niet zomaar uit eigen beweging schildklierhormoon. Bepaalde delen in de hersenen (hypothalamus en hypofyse) zetten, via de uiteindelijke productie van een schildklier stimulerend hormoon (TSH), de schildklier aan tot het maken van dit T4. Stijgt het schildklierhormoon in het bloed tot boven een bepaalde waarde, dan heeft dit een remmende werking op de productie van de schildklier stimulerende stoffen in de beschreven hersendelen. Door deze manier van feedback wordt de hoeveelheid schildklierhormoon heel strak gereguleerd.

Wat is hypothyreoïdie?

Hypothyreoïdie betekent dat de schildklier onvoldoende schildklierhormoon aanmaakt. Schildklierhormoon bepaalt in grote mate de snelheid van stofwisselingsprocessen in het lichaam en heeft daarmee effect op veel verschillende organen. Een tekort aan schildklierhormoon leidt dan ook tot zichtbare afwijkingen.

Wat zijn de symptomen van deze ziekte?

Bij een hond met hypothyreoïdie worden regelmatig de volgende symptomen gezien:

  • Algehele sloomheid. Dit is vaak een van de eerste, duidelijke symptomen.
  • Slome en droevige uitdrukking van de kop door wat afhangende oogleden en ophoping van vocht boven de ogen.
  • Stijf lopen door vochtophoping in en rond spieren/gewrichtskapsels/pezen/zenuwen.
  • Toename van lichaamsgewicht, zonder dat de eetlust is toegenomen.
  • Vachtveranderingen: een dunne en dorre vacht met kale plekken, met name op de romp, flanken en staart.
  • Huidveranderingen: grijs-zwarte verkleuring, dikke en stevige huidplooien, vettige huid, snel optredende bacteriële huidinfecties.
  • Graag op warme plaatsen gaan liggen.
  • Soms bleke slijmvliezen als gevolg van bloedarmoede.
  • Maagdarmkanaal problemen: een enkele keer treedt diarree op.
  • Bij een intacte teef kan de loopsheid uitblijven.
  • Bij een intacte reu kunnen de testikels in grootte afnemen en kan het libido verminderen.

Treedt hypothyreoïdie op bij (heel) jonge dieren, dan leidt dit – naast bovengenoemde afwijkingen – tot dwerggroei. Deze dwerggroei is disproportioneel, waarbij vooral het skelet veel te klein blijft, terwijl andere delen van het lichaam wel redelijk normaal uitgroeien.

Waardoor ontstaat het?

Hypothyreoïdie kan aangeboren of verworven zijn en kan dan ook op verschillende leeftijden tot uiting komen. De ziekte ontstaat in 95% van de gevallen door een probleem in de schildklier (primaire hypothyreoïdie) en in 5% van de gevallen door een probleem in de hersenen (secundaire of tertiaire hypothyreoïdie). Onderstaand enkele belangrijke oorzaken op een rijtje:

  • Aantasting van de schildklier door het immuunsysteem van het eigen lichaam. Dit is verreweg de meest voorkomende oorzaak.
  • Aantasting van de schildklier door de aanwezigheid van een tumor in de schildklier. Dit komt vrij weinig voor.
  • Tekort aan jodium in het dieet: hierdoor treedt hypothyreoïdie op die gepaard gaat met struma (zichtbare verdikking van de schildklier). Door de komst van goede commerciële voeders wordt dit in westerse landen weinig meer gezien.
  • Een afwijking in de hersenen (trauma, tumor, ontsteking, chirurgie) die leidt tot een te lage productie van het schildklier stimulerende hormoon TSH en daarmee tot een te lage productie van het schildklierhormoon T4 in de schildklier.
  • Aangeboren primaire of secundaire hypothyreoïdie: de ziekte veroorzaakt daarbij al van jongs af aan problemen. Dit is een vrij zeldzame aandoening.

Bij welke honden komt het voor?

De verkregen primaire vorm van hypothyreoïdie, als gevolg van aantasting van de schildklier, komt vooral voor bij middelgrote tot grote hondenrassen van jongvolwassen tot middelbare leeftijd. Deze vorm wordt zelden gezien bij miniatuur- en toy-rassen.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Het algehele beeld moet kloppen
Bijna de belangrijkste zaken voor het stellen van de diagnose zijn het verhaal van u als eigenaar en het lichamelijk onderzoek. Herkent u bij uw hond geen symptomen uit het eerder genoemde rijtje, dan is hypothyreoïdie onwaarschijnlijk en hoeft er geen aanvullend onderzoek te worden verricht. Bij het lichamelijk onderzoek van een hond met hypothyreoïdie kunnen de volgende punten opvallen: trage hartfrequentie, zwakke pols, laag(normale) temperatuur, bleekroze slijmvliezen, huid- en vachtveranderingen, slome uitdrukking van de kop en kreupelheid.

Bloedonderzoek

Dat het zeer verstandig is om eerst de juiste informatie uit uw verhaal en uit het lichamelijk onderzoek te verzamelen, alvorens over te gaan tot het uitvoeren van bloedonderzoek, blijkt uit het volgende:

Het totale gehalte aan schildklierhormoon is een optelsom van aan bloedeiwitten gebonden schildklierhormoon en vrij in het bloed rondzwervend schildklierhormoon, waarbij deze laatste het effect levert op alle organen. Naast de echte hypothyreoïdie bestaat er een syndroom waarbij de schildklier geheel in orde is, maar waarbij door ziekte of door medicijngebruik de concentratie van het aan eiwit gebonden schildklierhormoon is gedaald. Het vrij in het bloed circulerende gehalte aan schildklierhormoon (het actieve deel) blijft hierbij normaal, waardoor er geen symptomen van hypothyreoïdie optreden. Het totale gehalte aan schildklierhormoon is echter wel verminderd en dat is hetgeen dat je meet bij bloedonderzoek. Het bij bloedonderzoek aantreffen van alleen een lage concentratie van het totale gehalte aan schildklierhormoon betekent dus nog niet dat er echt sprake is van hypothyreoïdie! Wederom: het gehele beeld moet kloppen.

Bestaan er wel degelijk aanwijzingen voor hypothyreoïdie bij uw hond, dan is bloedonderzoek de volgende stap. Hierbij wordt zowel gekeken naar het totale gehalte aan schildklierhormoon als naar het schildklier stimulerende hormoon TSH. Door beide waarden te combineren kan in een groot deel van de gevallen worden vastgesteld of er sprake is van hypothyreoïdie en zo ja, of het probleem in de schildklier of in de hersenen is gelokaliseerd. Zo hoort bij een lage concentratie van het schildklierhormoon T4 in het bloed het schildklier stimulerende hormoon TSH in het bloed te zijn verhoogd, in een poging de productie van T4 te laten stijgen. Is dit inderdaad het geval, dan ligt het probleem puur en alleen bij de schildklier zelf en is er sprake van primaire hypothyreoïdie, waarbij direct met therapie kan worden gestart. Is TSH niet verhoogd, dan is het minder duidelijk en kan de lage concentratie aan schildklierhormoon nog steeds meerdere oorzaken hebben. Verder onderzoek is in dat geval nodig. Helaas is het dus niet in alle gevallen mogelijk om door middel van bloedonderzoek een definitieve diagnose te stellen!

Scintigrafie: schildklierscan

Is door middel van bloedonderzoek geen definitieve diagnose te stellen, dan zal aanvullend onderzoek moeten worden verricht. Hiervoor bestaan verschillende mogelijkheden, maar scintigrafie, een schildklierscan, is een goede volgende stap. Hierbij wordt radioactief jodium in het lichaam ingespoten (niet schadelijk voor uw hond!) en wordt aan de buitenkant van het lichaam gedetecteerd waar dit jodium zich ophoopt. Is te zien dat het jodium wordt opgenomen in de schildklier, dan is er niets met de schildklier aan de hand. Vertoont de schildklier geen activiteit, dan is de schildklier (hoogst waarschijnlijk door het eigen immuunsysteem) aangetast.

Hoe ziet de behandeling eruit?

Heeft uw hond hypothyreoïdie, dan zal levenslang schildklierhormoon in tabletvorm (L-thyroxine) moeten worden toegediend. Binnen enkele weken tijd zal u duidelijk verschil merken bij uw hond! Het slome gedrag zal als een van de eerste zaken veranderen, het teruggroeien van de vacht neemt uiteraard meer tijd in beslag.

De dosering van de medicatie zal voor het eerst op 4-8 weken na het starten met de therapie moeten worden geëvalueerd. Enerzijds gebeurt dit op basis van hoe het klinisch met uw hond gaat, anderzijds op basis van bloedonderzoek, uitgevoerd op een vast aantal uur na toediening van de medicatie. Is de dosering of de doseringsfrequentie te laag, dan zal uw hond onvoldoende herstellen. Is de dosering te hoog, dan kan uw hond verschijnselen gaan vertonen van hyperthyreoïdie (een teveel aan T4): onrustig, hyperactief, nerveus, hijgen, meer drinken en meer plassen, toename van de eetlust en toch afvallen. Neem contact op met uw dierenarts als u dit ziet gebeuren – wacht in dat geval niet de voorgestelde 4-8 weken af.

Na het juist instellen van de therapie is het verstandig om bij uw hond halfjaarlijkse controles te laten uitvoeren. Eén daarvan kunt u voor het gemak samen laten vallen met de ‘gewone’ jaarlijkse controle en vaccinatie.

Wat is de prognose?

Bij een pup met hypothyreoïdie is de prognose afhankelijk van hoe snel een juiste therapie wordt ingezet. Gebeurt dit namelijk te laat, dan kunnen blijvende afwijkingen aan onder andere het skelet optreden.

Voor afwijkingen aan de hersenen wordt het verloop van de aandoening geheel bepaald door het type oorzaak (tumor, ontsteking, trauma, chirurgie) en de mogelijkheid van behandeling van deze oorzaak.

De prognose van een volwassen hond met immuun-gemedieerde aantasting van de schildklier – bij 95% van de honden met hypothyreoïdie is dit de oorzaak! – is met de juiste, levenslange therapie perfect! Bij deze honden treedt vrijwel altijd volledig en blijvend herstel van alle klachten op, hetgeen het een dankbare aandoening maakt om te behandelen!

Last update: May 2015

Copyright: VetVisuals® International

Reacties zijn gesloten.