Nierproblemen

Nierproblemen bij de hond

Een hond heeft net als de mens 2 nieren. Dit zijn 2 boonvormige organen die in de buik tegen de rug aan liggen. Ze hebben een belangrijke functie in het lichaam. De nieren bestaan uit een verzameling van filtertjes (de zogenaamde nefronen) die het bloed zuiveren van afvalstoffen en die afvalstoffen, samen met water en zouten, uitscheiden in de urine. Ze zijn dus betrokken bij de water- en zouthuishouding en de uitscheiding van afvalstoffen, maar daarnaast ook bij het regelen van de bloeddruk en de aanmaak van rode bloedcellen.

Als de nieren niet goed hun werk meer kunnen doen is er sprake van nierfalen. Nierproblemen komen veel voor bij de hond. Hoe ouder de hond wordt, hoe groter de kans dat een hond nierfalen ontwikkelt. Bij oudere honden heeft 1 op de 10 honden last van een nierprobleem. Het is daarom altijd verstandig om een hond met verschijnselen van een nierprobleem te laten controleren. Hoe eerder we er achter gekomen dat de nieren niet goed meer functioneren, hoe eerder er een behandeling ingesteld kan worden. Gelukkig is er sinds kort een nieuwe test beschikbaar waarmee we nierproblemen in een veel eerder stadium op kunnen sporen ( zie SDMA test).

Wat zijn de verschillende vormen van nierfalen?

Er zijn twee vormen van nierproblemen, acuut en chronisch.
Acuut nierfalen ontstaat heel snel. Dieren met acuut nierfalen gaan binnen enkele dagen hard achteruit. De oorzaak van acuut nierfalen kan bijvoorbeeld een verstopping van de plasbuis zijn of het binnenkrijgen van giftige stoffen. Dieren met acuut nierfalen zijn heel erg ziek, zijn vaak uitgedroogd en in ernstige gevallen kunnen de nieren geen urine meer produceren.
Vaker is er echter sprake van chronisch nierfalen. Dieren met een chronisch probleem gaan langzaam wat achteruit en hebben zeker in het begin wat vage klachten. In deze informatiebrief zullen we het chronisch nierprobleem verder beschrijven.

Hoe ontstaat chronisch nierfalen?

Nierproblemen kunnen om allerlei redenen ontstaan. Verschillende oorzaken van nierproblemen zijn een nierbekkenontsteking, giftige stoffen, nierstenen, tumoren, een hoge bloeddruk of infectieziekten. Heel vaak is er echter geen oorzaak voor de nierproblemen te vinden, maar wordt er alleen gevonden dat de nieren niet meer goed werken. Als de nieren eenmaal beschadigd zijn, gaan ze langzaam steeds verder achteruit. Als er aanwijzingen zijn voor een onderliggend probleem zal er verder onderzoek gedaan worden om dit aan te tonen en als het mogelijk is om deze oorzaak te behandelen.

Als een nier eenmaal beschadigd is zet deze beschadiging zich meestal voort en ontstaat chronisch nierfalen. Zoals eerder al genoemd bestaat de nier uit een verzameling filters. Als er 1 filter uitvalt, moeten alle resterende filters wat harder werken, waardoor ze dus zwaarder belast worden. Daarmee wordt de kans groter dat er nog een filter uitvalt en de andere filters dus nog meer belast worden. De nier kan zo in een neerwaartse spiraal terecht komen.
Als de nier beschadigd is, kan deze beschadiging niet meer genezen worden. Het enige wat gedaan kan worden is de nier ondersteunen en de achteruitgang proberen af te remmen. Hiervoor zijn gelukkig steeds meer mogelijkheden beschikbaar.

Wat zijn de verschijnselen van nierfalen?

Er zijn veel verschijnselen die kunnen wijzen op een nierprobleem. Vaak zijn 1 of meerdere van de volgende verschijnselen aanwezig:

  • Meer drinken en meer plassen
  • Slecht eten
  • Braken
  • Vermageren
  • Slechte vacht (plukkerig, opstaande haren)
  • Zweren in mond
  • Meer slapen, sloomheid
  • Bloedarmoede

Hoe wordt nierfalen aangetoond?

Als uw hond 1 of meerdere van de bovengenoemde klachten heeft is het verstandig om uw hond na te laten kijken. Het onderzoek van uw hond bestaat uit meerdere aspecten. Als eerste het lichamelijk onderzoek. Hierbij zal de dierenarts uw hond goed nakijken. Hierbij kunnen de volgende afwijkingen gevonden worden: wat slechte conditie, zweren in de mond, mindere vachtkwaliteit, gewichtsverlies of uitdroging.

De volgende stap is aanvullend onderzoek. Om te beginnen willen we graag wat urine onderzoeken. Als het lukt om het thuis op te vangen en dit mee te brengen is dit heel mooi. Het liefst hebben we de ochtendurine voor het onderzoek. In de urine wordt gekeken naar de concentratie van de urine. Nierpatiënten kunnen de urine niet meer goed concentreren, waardoor ze meer gaan plassen en daardoor ook meer gaan drinken. Daarnaast kijken we naar de aanwezigheid van eiwit en suiker en aanwijzingen voor ontsteking of infectie in de urine.

Naast urineonderzoek is het ook nodig om bloedonderzoek uit te voeren.
In het bloed wordt specifiek naar de volgende stoffen gekeken:

  • SDMA: een nieuw onderzoek waarbij in een vroeg stadium nierproblemen opgespoord kunnen worden, voor meer informatie zie SDMA
  • Ureum en creatinine: deze stoffen worden uitgescheiden door de nieren en zeggen dus wat over het functioneren van de nieren. Een verhoging van deze waarden wordt pas gezien als ongeveer 75% van de nieren niet meer werkt. Als deze waardes goed zijn, wil dus niet zeggen dat uw hond geen beginnend nierprobleem heeft.
  • Fosfaat: als 85 % van de nieren niet meer werken kan het fosfaat verhoogd worden.
  • Kalium: vaak verlaagd bij een chronisch nierprobleem. Bij een acuut probleem kan het soms ook juist weer te hoog zijn.
  • Het gehalte aan rode bloedcellen: vaak ontstaat er bloedarmoede bij nierpatiënten
  • Eiwit: als er veel eiwit via de urine verloren wordt kan dit leiden tot een laag eiwitgehalte in het bloed.

Met behulp van het urine- en het bloedonderzoek kan vaak de diagnose van nierfalen gesteld worden. Nu is het bloedonderzoek een momentopname en om de diagnose te bevestigen en een beeld te krijgen over de mogelijke achteruitgang van de nieren is het verstandig om na een 2-3 weken het bloedonderzoek te herhalen, het liefst bij een nuchtere hond.
Soms is verder onderzoek nodig als er aanwijzingen zijn voor een achterliggende oorzaak. Verder is het verstandig om de bloeddruk te laten controleren.

Wat zijn de gevolgen van chronisch nierfalen voor de hond?

Als de nieren niet goed meer werken kunnen ze onder andere de urine niet goed meer concentreren. Dit is de reden dat dieren met een nierprobleem veel gaan plassen. Als een hond met een nierprobleem niet veel kan drinken door wat voor reden dan ook, blijven ze wel veel plassen en zullen ze snel uitdrogen (veel sneller dan een gezonde hond). Uitdroging is heel slecht voor de nieren en hierdoor zullen de nieren nog sneller achteruit gaan.

Verder is het zo dat als een nier niet goed meer werkt de afvalstoffen ook minder goed uitgescheiden worden (ondanks dat er meer urine wordt gevormd). Dit leidt tot het ophopen van afvalstoffen in het lichaam waardoor een hond zichzelf langzaam vergiftigt. Dit ophopen van afvalstoffen gaat pas gebeuren als 50-75% van de nieren niet meer werkt en zie je dus pas in een laat stadium van nierfalen. Als honden veel afvalstoffen in hun lichaam hebben, voelen zij zich vaak niet lekker en dit kan zich uiten in niet willen eten. Verder kunnen er ontstekingen in de mond en maag ontstaan waardoor ze pijnlijk worden en misselijk kunnen zijn en niet meer willen eten. Als een hond niet wil eten, gaat de hond vet en spieren afbreken om aan energie te komen. Deze afbraakproducten moeten dan weer door de nieren uitgescheiden worden en zorgen voor een extra belasting van de nieren. Het is daarom erg belangrijk om een hond met een nierprobleem aan het eten te houden.

Via de voeding komen er natuurlijk ook allerlei stoffen het lichaam binnen. Een groot deel van die stoffen worden weer via de nieren uitgescheiden. Het is bekend dat met name eiwit en fosfaat in de voeding leiden tot belasting van de nieren. Als de nieren niet goed meer werken wordt het overschot aan fosfaat niet goed meer uitgescheiden en dit zal leiden tot een verhoging van het fosfaat in het bloed. Deze verhoging zet weer allerlei processen in gang die nadelig zijn voor de nier. Het is daarom belangrijk om de fosfaatopname te beperken bij een nierpatiënt. Verder is het zo dat in de meeste voeders een hoog gehalte aan eiwitten zit, dit is onder andere omdat eiwitten de voeding smakelijk maken. Het overschot aan eiwitten wordt niet gebruikt in het lichaam en wordt uitgescheiden door de nieren. Als er minder eiwit gevoerd wordt, ontstaan er minder afvalstoffen en worden de nieren minder belast. Daarom is het belangrijk om een nierpatiënt een eiwitarme voeding te geven. Het is wel van belang dat deze voeding hoogkwalitatieve eiwitten bevat. Voor honden zijn er verschillende nierdiëten op de markt. Deze diëten voldoen aan de eisen van lage fosfaten en lager eiwitgehalte.
Maar zoals hierboven al is beschreven is het allerbelangrijkste dat een nierpatiënt goed blijft eten en dit is nog belangrijker dan het eten van een nierdieet!!!

Daarnaast zijn er nog een aantal problemen die voor kunnen komen bij nierpatiënten. Zo zijn nierpatiënten gevoeliger voor blaasontstekingen. Daarom is het belangrijk om altijd even de urine te controleren of hier aanwijzingen voor zijn. Verder kan er soms sprake zijn van suiker en/of eiwitverlies via de urine. Ook hier moet op gecontroleerd worden. Als er suiker in de urine zit, is de kans op een blaasontsteking nog hoger. Het verlies van suiker via de urine is niet te behandelen. Als er sprake is van eiwitverlies, kan hiervoor wel een behandeling ingesteld worden waardoor het eiwitverlies wat beperkt kan worden. Het verlies van eiwitten en suiker kan ook een oorzaak zijn voor vermageren.

Ook ontwikkelen nierpatiënt vaak een bloedarmoede, vaak is het maar een lichte vorm van bloedarmoede. Maar het kan natuurlijk wel bijdragen aan het niet lekker zijn van het dier.

Wat is de behandeling van een hond met chronisch nierfalen?

Bij een hond met een chronisch nierprobleem zullen de nieren nooit meer helemaal goed worden. De behandeling is er dan ook op gericht om de nieren te ondersteunen en minder snel achteruit te laten gaan. En om te zorgen dat de hond een zo goed mogelijk leven kan leiden.

Een aantal dingen zijn heel belangrijk bij de behandeling van een hond met nierfalen:]

  1. Uw hond moet altijd beschikking hebben over voldoende schoon drinkwater om uitdroging te voorkomen.
  2. Uw hond moet eten om vermagering te voorkomen. Als het lukt is het beste om uw hond alleen nierdieet te laten eten. Naast een laag fosfaat en aangepast eiwitgehalte, bevat een nierdieet onder andere ook meer kalium en is het vetgehalte hoger. Dit zorgt ervoor dat uw hond minder hoeft te eten om voldoende energie binnen te krijgen. Het is bekend dat honden met een nierproblemen jaren langer leven als ze nierdieet te eten krijgen.
  3. Als bij bloedonderzoek vastgesteld is dat er sprake is van een te hoog fosfaat moeten er maatregelen genomen worden om het fosfaat te verlagen. Soms gaat het fosfaat al omlaag als uw hond nierdieet eet, soms moet er aanvullend een fosfaatbinder gegeven worden.
  4. Als bij bloedonderzoek vastgesteld is dat er sprake is van een laag kalium, kan het nodig zijn om extra kalium aan uw hond te geven.
  5. Als er aanwijzingen zijn voor een blaasontsteking zal uw hond behandeld moeten worden met antibiotica.
  6. Als uw hond veel braakt en/of slecht eet kunnen er medicijnen gegeven worden om de maag te beschermen (een maagzuurremmer) en tegen de misselijkheid. Door deze medicatie gaan de meeste honden beter eten.
  7. Als er sprake is van eiwitverlies via de nieren kan er medicatie gegeven worden om dit eiwitverlies iets te beperken.

Samenvatting

Nierfalen is een veel voorkomend probleem bij de hond. Het kan leiden tot onder andere veel drinken en plassen, slecht eten en vermageren. Nieren die beschadigd zijn zullen niet meer beter worden maar langzaam steeds verder achteruitgaan. Gelukkig zijn er steeds meer mogelijkheden om een hond met nierproblemen zo lang mogelijk goed te houden. Hiervoor zal per hond een toegepast behandelplan gemaakt worden.

Reacties zijn gesloten.