Wormen

Worminfecties bij de hond

We willen onze huisdieren het liefst zo gezond mogelijk houden en daarbij horen een aantal preventieve behandelingen zoals ontwormen.
Honden in Nederland kunnen besmet worden met verschillende soorten wormen. De meest voorkomende wormen zijn spoelwormen (Toxocara canis) en lintwormen.
Een nieuwe worminfectie die steeds vaker bij ons in de regio gezien wordt is een infectie met de longworm (zie longworm). En daarnaast komt in Zuid-Limburg en Noord-Groningen de vossenlintworm voor.

Spoelwormen

Wat zijn spoelwormen?

Spoelwormen zijn een soort spaghetti-achtige sliertjes. Volwassen spoelwormen kunnen 2 tot 3 mm dik en wel 80 tot 180 mm lang worden. Een worm kan 4 maanden oud worden. De volwassen wormen leven in de dunne darm van de hond. Een volwassen vrouwtje kan 200.000 eitjes per dag leggen, die via de ontlasting naar buiten komen. De eitjes zitten in de ontlasting, maar kunnen ook via de voetzolen en de vacht van de hond verspreid worden in de omgeving. Als de eitjes net gelegd zijn, zijn ze nog niet besmettelijk. Eerst moeten er nog larfjes in gevormd worden. Hoe snel dit gebeurd hangt af van de weersomstandigheden. Bij gunstige omstandigheden (vochtig, warm) duurt het 9 tot 15 dagen voordat de larfjes ontwikkeld zijn. De larven kunnen tot 3 jaar in de buitenwereld overleven en zijn goed bestand tegen de meeste reinigings- en ontsmettingsmiddelen. Bij een ernstige infectie (of na ontworming als de wormen dood gaan) kunnen deze wormen in de ontlasting gezien worden, of ze kunnen uitgebraakt worden. Alleen bij een ernstige infectie kunnen er klinische klachten gezien worden zoals vermagering, doffe vacht, diarree en hoesten.

Hoe wordt een hond besmet?

In principe worden alle honden in Nederland een keer besmet met spoelwormen. Een spoelworminfectie ontstaat als een hond infectieuze larfjes binnenkrijgt. De larfjes gaan in de darm door de darmwand en komen zo in het lichaam terecht. Ze maken een tocht naar de longen, waar ze opgehoest worden en zo als volwassen wormen weer in de darmen terecht komen. Op een gegeven moment kunnen honden immuun worden tegen spoelwormen waardoor de larfjes niet meer volwassen kunnen worden en er dus geen nieuwe spoelwormen meer worden geproduceerd. De larfjes die het lichaam binnen zijn gekomen gaan dan in een soort slaaptoestand in het lichaam. Bij teefjes gebeurd dit over het algemeen rond de 6 maanden en bij reuen rond de 3 jaar. Als een hond gedekt wordt en drachtig is, worden deze larfjes gewekt en gaan ze via de placenta naar de pups. Ook komen de larfjes via de melkklieren in de melk terecht. Dat houdt in dat pups tijdens de dracht, maar ook daarna besmet worden met spoelwormen.

Levenscyclus spoelworm

Volwassen honden kunnen ook besmet worden doordat ze infectieuze larfjes opnemen als ze niet immuun worden voor de ontwikkeling van wormen. Tussengastheren (zoals knaagdieren, maar ook de mens) kunnen ook besmet worden met de spoelwormen. Alleen worden deze wormen niet volwassen, maar blijven als larfje in het lichaam. Dit kan ziekteverschijnselen geven, vaak griepachtige klachten of astma verschijnselen. Als een hond een besmette tussengastheer eet, kan de hond ook weer besmet raken met spoelwormen. Ook kunnen wormen in de omgeving aanwezig zijn (uitgescheiden door pups met een grote worminfectie). Het blijft dus belangrijk om niet alleen pups, maar ook volwassen honden te ontwormen.

Als na het ontwormen er ook daadwerkelijke volwassen wormen in de ontlasting (of in braaksel) gezien worden is het verstandig om de ontworming na 2-3 weken te herhalen.

Kunnen mensen ook besmet worden?

Het ontwormen is niet alleen belangrijk voor de hond zelf, maar ook voor de volksgezondheid. Zoals eerder genoemd kunnen mensen ook besmet worden door spoelwormen. Vooral jonge kinderen kunnen er ziek van worden. Dit komt omdat veel open zandbakken besmet zijn met infectieuze spoelwormlarfjes omdat dieren (honden en katten) hun behoefte erin doen. Hoe beter onze huisdieren ontwormd worden, hoe minder spoelwormen er in de omgeving zijn en hoe kleiner de kans wordt dat mensen en dan vooral kleine kinderen besmet worden.

Ontworming

Pups moeten dan regelmatig ontwormd worden. Het aanbevolen ontwormingsschema voor pups is: ontwormen op 2, 4, 6, 8 en 12 weken leeftijd en daarna elke maand totdat ze 6 maanden oud zijn. Pups kunnen ontwormd worden met een pasta of een smakelijk tablet. Beide zijn in de praktijk te verkrijgen.

Het officiële ontwormingsschema voor honden is 4 x per jaar. Dit is zeker te adviseren bij honden waarbij op volwassen leeftijd een spoelworm infectie gezien is (in de ontlasting een worm, of uitgebraakt).

Lintwormen

Wat zijn lintwormen?

Een andere regelmatig voorkomende wormbesmetting is de besmetting met lintwormen. Lintwormen zijn platte wormen die uit allemaal stukjes bestaan, deze stukjes worden ook wel segmenten genoemd. De segmenten kunnen, als ze vol zitten met eieren, los laten van de worm en via de anus en met de ontlasting naar buiten komen. De eitjes worden door vlooien opgenomen (en soms ook door luizen). In de vlo ontwikkeld uit het eitje een blaasworm die weer besmettelijk is voor honden

Hoe raakt een hond besmet?

Als een hond een besmette vlo binnenkrijgt, ontwikkeld uit deze blaasworm weer een lintworm. Als een dier vlooien heeft, kan een hond door het likken van de vacht of door het bijten naar vlooien vlooien binnen krijgen. Op deze manier kunnen ze besmet worden met lintwormen.

Het is daarom verstandig om als een dier een flinke vlooieninfectie heeft deze ook te ontwormen.

Hoe herken je een lintworminfectie?

Een lintworminfectie kan je bij een dier herkennen doordat er een soort witte rijstkorrels rond de anus en in de vacht zitten. De achterste segmenten van de worm kunnen loslaten zoals eerder genoemd en kruipen dan de anus uit. De stukjes worm drogen snel uit en lijken dan op een soort rijstkorrels. Een hond kan ook jeuk in het gebied van de anus hebben door de stukjes worm. Dit kan bijvoorbeeld geuit worden door likken onder de staart of sleetje rijden (op de billen gaan zitten en dan de billen over de grond te schuren).

Ontworming

Het is aan te raden om dieren met een vlooieninfectie of dieren waarbij rijstkorreltjes rond de anus gezien worden te ontwormen. Het is belangrijk dat een ontwormingsmiddel praziquantel bevat als werkzame stof. In de praktijk hebben we zowel tabletten als een pasta (vooral geschikt voor pups en kittens) waarmee dieren ontwormd kunnen worden.

De longworm bij de hond wordt ook wel Franse hartworm genoemd. Maar het is eigenlijk helemaal geen hartworm maar dus een longworm. De longworm is voor het eerst vastgesteld in Frankrijk, maar wordt in steeds meer landen gevonden, zoals Engeland, Duitsland, Denemarken, Zwitserland en sinds kort ook steeds vaker in Nederland (1,2). En in Nederland lijkt het met name in de regio Den Haag, Almere en de Veluwe voor te komen.
Let op: De Franse hartworm is dus wat anders dan de hartworm die dieren in de zuidelijke landen op kunnen lopen (Dirofilaria immitis).

Longworm

De officiële naam van de longworm is Angiostrongylus vasorum. Het is een worm die bij zowel de hond als de vos voorkomt en die een indirecte levenscyclus heeft. Dit wil zeggen dat het niet alleen de hond nodig heeft om volwassen te worden, maar ook een tussengastheer.
De volwassen mannelijke en vrouwelijke wormen zitten in de rechterkant van het hart en de grote longslagader. Daar paren de wormen en leggen ze eitjes. Uit deze eitjes komen snel kleine larfjes, zogenaamde L1 larfjes. Deze L1 larfjes gaan door de wand van het bloedvat en worden via het longweefsel opgehoest en dan weer doorgeslikt. En zo komen ze via de ontlasting naar buiten. Uit de ontlasting worden ze opgenomen door slakken en bruine kikkers, de tussengastheren. Hier ontwikkelen de larfjes zich tot L3 larfjes, die besmettelijk zijn voor de eindgastheren, en dat zijn dan weer de hond en de vos.
Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de hond of de vos dan weer besmet raken met de larfjes. In ieder geval kan het door het eten van besmette slakken of kikkers, maar misschien kan het ook door het in aanraking komen met slijmsporen van een slak of ontlasting van een slak of door het eten van ontlasting van een besmette hond. Er is nog meer onderzoek nodig om dit te bevestigen (1).
Als een hond larfjes binnengekregen heeft, gaan deze vanuit de darmwand, via de bloedvaten weer naar het hart en de longen waar ze verder volwassen worden en het verhaal weer van voren af aan begint.

Verschijnselen van een infectie

Infectie komt wat vaker voor bij jonge honden, maar kan ook bij oudere honden voorkomen. De klachten gaan vaak uit van de longen. Er is meestal sprake van hoesten. Maar het komt ook voor dat dieren geïnfecteerd zijn en geen hoestklachten hebben (3). Naast hoesten wordt vaak gezien dat dieren meer moeite moeten doen om te ademen (een pompende ademhaling hebben) en een snelle ademhaling hebben. Daarnaast worden regelmatig bloedingstoornissen gezien, zoals puntbloedingen, een bloedneus en bloeduitstortingen (3). Verder komen de volgende verschijnselen voor: sloomheid, verminderd uithoudingsvermogen, neurologische verschijnselen, zwakte, kreupelheid

Diagnose

Een verdenking ontstaat op basis van de klachten van de hond. Vooral een jonge hond met hoestklachten kan verdacht worden, zeker als het hoesten niet binnen een week overgaat (er kan natuurlijk ook sprake zijn van een kennelhoestinfectie, iets wat heel veel voorkomt).
Als eerste wordt er lichamelijk onderzoek gedaan. Er wordt goed naar de ademhaling gekeken en naar het hart geluisterd. Verder kunnen er soms puntbloedingen in de slijmvliezen gevonden worden.
Daarnaast kan er een röntgenfoto gemaakt worden. Hierop kunnen een aantal afwijkingen gezien worden die wijzen op een infectie met de longworm, maar een röntgenfoto is niet bewijzend.
Bovendien kan er bloedonderzoek gedaan worden, waarbij ook weer een aantal afwijkingen gevonden kunnen worden, zoals een hoog calcium. Maar ook deze afwijkingen zijn niet bewijzend.
Verder kan er ontlasting onderzoek uitgevoerd worden. Hiervoor moet verse ontlasting langs gebracht worden, dit wordt dan ingezet in een zogenaamde Baermann test. Er wordt dan gekeken of er larfjes in de ontlasting zitten. Als er larfjes in zitten is de diagnose gesteld. Helaas wordt maar in 50% van de gevallen op deze manier de diagnose gesteld. Dat komt aan de ene kant omdat een hond al klachten kan hebben voordat de wormen eitjes gaan leggen en er dus nog geen larfjes zijn. En aan de andere hand is het zo dat er niet elke dag evenveel larfjes uitgescheiden worden. Daarom is het belangrijk om van 3 dagen ontlasting te verzamelen en dit langs te brengen. De ontlasting moet zo snel mogelijk van de grond geraapt worden en kan in de koelkast bewaard worden.
Als er bij de Baermann geen larfjes gevonden worden, maar alle andere onderzoeken wel wijzen op de longworm kan er toch voor gekozen worden om te gaan behandelen.

Behandeling

Er zijn 2 behandelingen voor de longworm geregistreerd. Volgens interne communicatie met de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht zijn er aanwijzingen dat één van de 2 behandelingen onvoldoende effect heeft.
Daarom adviseren wij om te behandelen met Advocate®. Advocate bevat moxidectine en wordt toegediend als een druppel in de nek. De druppel werkt 4 weken. Het is verstandig om bij verdenking de behandeling na 4 weken te herhalen om te zorgen dat echt alle wormen gedood worden. Het is ook verstandig om na de behandeling nogmaals de ontlasting te laten controleren om te kijken of de besmetting echt helemaal weg is.
Als er sprake is van ernstige klachten kan het zijn dat behandeling van de worm alleen onvoldoende is en dat er nog ondersteunende behandelingen gegeven moeten worden.

Preventie

Er is nog weinig bekend over juiste preventie mogelijkheden (1). Het lijkt wel verstandig om regelmatig te ontwormen met Advocate of Milbemax® (bevat milbemycine, het andere geregistreerde ontwormingsmiddel). Uit een onderzoek blijkt dan dieren die 4x per jaar met milbemax ontwormt worden 50% minder kans hebben om besmet te worden met de longworm. Dus als advies op dit moment kunnen we geven om honden in ieder geval 4x per jaar te gaan ontwormen, waarbij er voor milbemax of advocate gekozen kan worden. In het slakkenseizoen gaat de voorkeur uit naar advocate omdat dit 4 weken werd, in tegenstelling tot milbemax dat een dag werkt.

Prognose

Bij geringe klachten, zoals bij een jonge hoestende hond, zijn de vooruitzichten goed. Als er sprake is van ernstige klachten, zoals stollingstoornissen, wordt de prognose slechter en kunnen dieren er, ondanks een behandeling, ook aan overlijden. Ook is het bekend dat pups vrij acuut hartfalen kunnen krijgen door de infectie en ook deze dieren kunnen er aan overlijden (1,2).

  1. Angiostrongylus vasorum infection in dogs: continuing spread and developments in diagnosis and treatment. E. Morgan and S. Shaw, Journal of Small Animal Practice (2010) 51, 616–621
  2. Angiostrongylus vasorum in tussengastheer en de vos in Nederland. Onderzoekstage, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Judith Sabbé, Begeleider: Drs. Rolf Nijsse, Utrecht, Oktober 2009 – Januari 2010
  3. Geographical, clinical, clinicopathological and radiographic features of canine angiostrongylosis in Irish dogs: a retrospective study. Barbara Gallagher, Sheila F Brennan, Micaela Zarelli and Carmel T Mooney, Irish Veterinary Journal 2012, 65:5

Reacties zijn gesloten.